2.2.4.7. De “socioprofessionele” vrijstelling
Laatst bijgewerkt : 01/04/2025
De socioprofessionele vrijstelling verwijst naar een (wettelijk bepaald) bedrag van je inkomsten, vaak uit werk of opleiding (indien niet volledig vrijgesteld door het koninklijk besluit), dat het OCMW niet meetelt bij de berekening van het LL.
Het achterliggende idee is om mensen aan te moedigen opnieuw aan de slag te gaan als hun maandloon niet hoger is dan de vastgestelde bedragen (d.w.z. niet erg hoog of niet regelmatig genoeg) en onder nog andere voorwaarden, zie hieronder.
Met andere woorden, als je al een LL ontvangt en je (opnieuw) aan het werk gaat of een opleiding begint, worden je beroepsinkomsten of opleidingspremies (indien niet volledig vrijgesteld krachtens het koninklijk besluit) in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag waarop je recht hebt, maar niet volledig.
Je geniet vrijstelling (wat betekent dat men geen rekening houdt met dit bedrag) van een deel van je inkomen, tot maximum € 309,48 per maand (bedrag op 1 februari 2025).
Met andere woorden, er wordt rekening gehouden met je netto-inkomen wanneer je werkt, met aftrek van € 309,48 per maand voor een totale periode van drie jaar, die over zes jaar kan gespreid worden.
Dat betekent dat het OCMW bij de berekening van je inkomsten[A4]geen rekening houdt met:
- een maandelijks bedrag in het geval van een algemene socioprofessionele vrijstelling (wanneer je een nieuwe job vindt en je al bij het OCMW bent) en in het geval van een vrijstelling voor studenten die een studie met volledig leerplan volgen en een studentenjob hebben. Met andere woorden, het OCMW trekt je studenteninkomen af van je leefloon, maar slechts een deel van je inkomen. Alleen bedragen boven € 309,48/maand worden in mindering gebracht van je LL.
Als student moet je aan de volgende voorwaarden voldoen om een vrijstelling te krijgen:
- jonger zijn dan vijfentwintig jaar;
- een studie met volledig leerplan in een erkende instelling volgen;
- een GPMI ondertekend hebben.
Naast deze vrijstelling voor studenten moet het OCMW ook de algemene vrijstelling toepassen (zie 2.2.4.6. De “algemene” of “forfaitaire” vrijstelling).
- van een jaarlijks bedrag voor inkomsten uit een artistieke activiteit, € 3.713,76 /jaar op 01.02.2025. Dat betekent dat de inkomsten uit je artistieke activiteit gedeeltelijk zijn vrijgesteld. Er wordt alleen rekening gehouden met inkomsten boven € 3.713,76 /jaar (slechts drie jaar geldig). Het moet bovendien gaan om onregelmatige artistieke activiteiten.
Naast de vrijstelling van artistieke inkomsten moet het OCMW ook de algemene vrijstelling toepassen (zie 2.2.4.6. De “algemene” of “forfaitaire” vrijstelling).
Die bestaat dus uit:
- de socioprofessionele vrijstelling of gewone vrijstelling;
- de vrijstelling voor studenten die een studie met volledig leerplan volgen;
- de vrijstelling voor inkomsten uit artistieke activiteiten.
Er zijn evenwel een aantal grenzen aan de socioprofessionele vrijstelling:
- de vrijstelling geldt alleen als je begint te werkennadat je een leefloon kreeg toegewezen. Als je dus al een arbeidsovereenkomst hebt op het ogenblik dat je een leefloon wordt toegewezen, zullen al je beroepsinkomsten in mindering worden gebracht van het LL. Als je echter een student met volledig leerplan bent of als je een opleiding volgt op het moment dat je het leefloon wordt toegekend, heb je recht op de vrijstelling(omzendbrief van 7 oktober 2022);
- de totale duur van de vrijstelling is beperkt tot drie jaar. Deze termijn van drie jaar kan worden gespreid over een periode van zes jaar vanaf het begin van de eerste beroepsactiviteit of de eerste opleiding. Na de periode van drie jaar worden de beroepsinkomsten en opleidingspremies volledig in mindering gebracht van het leefloon;
- de premies voor beroepsopleidingen, inclusief de terugbetalingen in geval van een erkende opleiding bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (Actiris, Forem, VDAB, ADG), worden beschouwd als een socioprofessioneel inkomen. Gezien de tijdslimiet in artikel 35 wordt de opleidingspremie in veel gevallen in mindering gebracht van het leefloon;
- het vrijgesteld bedrag wordt voor kunstenaars jaarlijks vastgesteld, maar voor andere gerechtigden maandelijks. De omzendbrief geeft evenwel geen informatie over wie als kunstenaar kan worden beschouwd, en het enige vermelde voorbeeld van een artistieke activiteit is de verkoop van schilderijen;
- zelfstandigen krijgen vaak geen vrijstelling;
- feitelijke huishoudens, waarvan de leden een leefloon ontvangen aan het tarief van samenwonende, worden gediscrimineerd. Er moet rekening worden gehouden met het inkomen van de samenwonende. Hun beroepsinkomsten worden derhalve volledig meegerekend, soms zonder dat er een vrijstelling mogelijk is;
- de socioprofessionele vrijstelling wordt niet noodzakelijk toegekend aan ELL-gerechtigden (equivalent leefloon). Maar ze kan – en zou moeten! – worden toegekend door de OCMW’s (Zie 2.2.4.7. De “socioprofessionele” vrijstelling).