2.2.5.2. Hoe kan ik bewijzen dat ik werkwillig ben?
Laatst bijgewerkt : 01/10/2024
Aangezien de wet dit concept onvoldoende toelicht, heeft de rechtspraak getracht precieze elementen aan te reiken om het begrip duidelijker af te bakenen.
Er zijn een aantal concrete elementen die kunnen helpen om te bewijzen dat je werkwillig bent. Bijvoorbeeld:
- Als je aantoont dat je constant, actief en op verschillende manieren werk zoekt;
- Als je aantoont dat je zoektocht niet strikt beperkt is tot je vakgebied en/of vaardigheden. De grondwet garandeert echter ook de vrije beroepskeuze. Bijgevolg moet een werkaanbieding van het OCMW ook rekening houden met je motivatie en voorkeuren;
- Als je inspanningen levert om opleidingen te volgen of een nieuwe taal te leren;
- Als je ingeschreven bent als werkzoekende;
- Als je op regelmatige basis een zeker aantal sollicitaties verstuurt;
- Als je een positieve houding aanneemt (bereidwilligheid toont) ten opzichte van de werkaanbiedingen die het OCMW je voorstelt, ook via de “artikel 60”-tewerkstelling (zie 2.2.5.4. Wat is een “artikel 60”-baan?);
- Als je je inschrijft voor bijscholing;
- Enz.
Het belangrijkste is te kunnen aantonen dat je “actief” op zoek bent naar een job, d.w.z. dat je moet bewijzen dat je er alles aan doet om werk te vinden, tenzij gezondheids- of billijkheidsredenen je daarvan weerhouden (de voortzetting van je studies is een billijkheidsreden). Een van de opdrachten van het OCMW is je begeleiden bij je zoektocht, alsook informeren hoe werkwilligheid in de praktijk moet worden omgezet (bijvoorbeeld vastleggen dat je elke maand een aantal bewijzen voorlegt dat je naar werk zoekt). Bij de beoordeling van deze voorwaarde mag het OCMW zijn rol als adviseur en begeleider niet vergeten, noch zijn eigen verantwoordelijkheid en maatregelen voor je professionele re-integratie.
Het is belangrijk om waakzaam te blijven en niet uit het oog te verliezen dat, aangezien werkwilligheid niet nader bepaald is in de wetgeving, het een relatief concept blijft, waarvan de interpretatie verschilt van het ene OCMW tot het andere, en zelfs van de ene maatschappelijk werker tot de andere. Het OCMW moet dit concept individueel, per geval beoordelen volgens de behoeften, capaciteiten en specifieke kenmerken van elke persoon. Er wordt algemeen erkend dat deze voorwaarde van “werkwilligheid” minder streng moet worden beoordeeld dan de voorwaarde van “actief naar werk zoeken” bij werkloosheid.
Steeds vaker is het een specifieke maatschappelijk werker van de OCMW-dienst “socioprofessionele integratie” die je, naast de vaste maatschappelijk werker, begeleidt en verslag uitbrengt over de opvolging/controle van deze voorwaarde.
Om de voorwaarde van werkwilligheid (of de voorwaarden voor vrijstelling) nader te bepalen, eist het OCMW vaak dat je een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) ondertekent. Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) is een ondersteunend instrument van het OCMW in de vorm van een schriftelijke overeenkomst. Het is verplicht geworden voor alle nieuwe LL-aanvragen – met mogelijke sancties. Dit project wordt geacht te kunnen bepalen op individuele basis welke verplichtingen, stappen en doelstellingen de betrokkene en het OCMW moeten realiseren om de werkwilligheidsvoorwaarde af te bakenen en eraan te voldoen. – zie 2.2.5.3. Wat is het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI)?
Het OCMW moet ook rekening houden met gezondheids- en/of billijkheidsredenen. Die zijn bijna niet gedefinieerd in de wetgeving. Ze ontheffen mensen van de werkwilligheidsvoorwaarde.
Gezondheidsredenen worden over het algemeen aanvaard mits een medisch attest wordt voorgelegd.
Billijkheidsredenen kunnen onder andere zijn: studeren, zorgen voor iemand die speciale aandacht nodig heeft, enz. Zie 10. Ik ben student. Heb ik recht op een leefloon en/of sociale bijstand?
Deze redenen en/of andere doelstellingen met betrekking tot maatschappelijke re-integratie kunnen ook opgesteld worden door het OCMW, en ze worden soms toegelicht in een GPMI (zie 2.2.5.3. Wat is het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI)?).
Als het OCMW van mening is dat je niet/niet meer aan deze voorwaarde voldoet, kan het je LL weigeren of intrekken. Elke ldoeweigering of opzegging van een “artikel 60”-baan kan ook worden beschouwd als “werkonwilligheid” (zie 2.2.5.4. Wat is een “artikel 60”-baan?).
Hoe het ook zij, de zeer ruime interpretatievrijheid van de werkwilligheidsvoorwaardeleidt tot veel rechtsonzekerheid, een groot verschil in behandeling van het ene OCMW tot het andere en tal van sancties en uitsluitingen.